jos peters

camino frances (2002)
camino sur & via de la plata (2005)
camino de levante (2007)
camino portugues (2009), vanaf Tui
camino del norte (2010)
camino frances (2011), vanaf Sarria

camino sur & via de la plata
reisverslag 2005

mail @ jpeters.nl

 

Camino Sur & Via de la Plata, reisverslag 2005

Er zijn in Spanje verschillende wegen die naar Santiago de Compostela leiden.
Ik liep in 2005 van kust naar kust, om Portugal heen, van de zee in het zuiden naar de atlantische oceaan in Gallicië.
Vertrekpunt was Huelva, een havenstad aan de zuidkust van Spanje, op 50 km afstand van Portugal. Daar begint de Camino Sur die na 300 km in Zafra aansluit op de Via de la Plata.
Van Zafra liep ik naar Salamanca waar ik mijn tocht gepland onderbrak om voor tien dagen terug naar Nederland te gaan.
Weer terug in Spanje liep ik van Salamanca over Zamora en Ourense naar Santiago en verder naar Fisterre en Muxia, aan de Atlantische kust.

Hieronder mijn weblog.

Camino Sur

Sevilla - 13 en 14 april

Om kwart voor vier opgestaan, gisteren, in Utrecht, grondig gefouilleerd op Schiphol en toen het luchtruim in, om kwart voor elf in Sevilla geland. Twee andere pelgrims, Ans en Bob, ontmoet bij de bagageband, samen in de bus naar de stad. Daar is het nog steeds Feria: de straat is vol vrouwen en meisjes in prachtig gekleurde flamenco jurken, de heren hebben een net pak en soms een hoed en samen rijden ze in koetsjes met versierde paarden ervoor door het drukke verkeer.

Sevilla
feria in Sevilla

Onderdak gevonden in pension Virgen de la Luz wat behalve de naam ook een andalusische sfeer mee had: smeedijzeren hek, binnenplaats, planten, blauwe tegels. Goed geslapen na een vermoeiende dag. Vandaag begonnen met mijn eerste ontbijt: koffie en magdalena´s, en dadelijk mijn pelgrimspas ophalen in de cathedraal. Dan met de bus naar Huelva.

Valderde de Camino - 16 april

De eerste twee etappes gelopen.
Twee dagen geleden kwam ik aan in Huelva, heb die dag nog de zee opgezocht om mijn tocht aan het water te kunnen beginnen. Viel niet mee, veel afgesloten terreinen, met zeeschepen daarachter. Toch nog ergens een trap naar beneden gevonden en water gevoeld. Vandaaruit de start van de route verkend.

Werf van de Rio Tinto Company
de zee bij Huelva: werf van de Rio Tinto Company

Het officiele beginpunt is een parochiekerk, St. Jacob, in een volksbuurt, met louche autobedrijven.
Geslapen in hostal Calvo, vergane glorie, maar wel direkt naast een kapel.
De dag daarop eerste etappe. Eerst de stad uit, met prachtig uitzicht over de baai (een soort waddengebied). Daarna een lange route om de autoroute naar Portugal over te kunnen steken, daarna een landweg door uitgestrekt landbouwvelden, verlaten, geen schaduw. Toch genoot ik er van, na de stad, waar toch teveel herrie, stank en stof is.

Geslapen in Trigueros, life stierengevechten op de tv terwijl ik mijn runderlapje at.

Vandaag meteen de langste van de Camino Sur, 28,8 km, over een oude spoorweg, nu omgebouwd tot wandel- en fietsroute. De spoorweg bracht vroeger delfstof uit de mijnen (kom ik nog langs) naar de havens aan zee. Nu een rustig pad, steeds stijgend, maar heel goed te doen. Kilometers lang niemand te zien, door aanplantingen van olijfbomen, eucalyptusbomen en kurkeiken. Her en der is de grond oranje en rood. De laatste kilometers vlak bij Valverde, drukker, fietsers en opgevoerde brommers.

Valverde del Camino
Valverde del Camino

De route is heel goed bewegwijzerd, levert geen enkel probleem op. Tot nu toe ook niet moeilijk. Mijn rugzak voelt wel zwaarder aan als ik verwacht had, maar eenmaal lopend merk ik het niet meer. Wandelen met twee stokken gaat fantastisch. De stappenteller (dank aan Hilde, Krista en Daaf) werkt en is erg nuttig om een schatting van de afstanden te hebben. Geen blaren of andere klachten. Mijn spaans is toereikend om vragen te stellen, de antwoorden begrijp ik vaak helaas niet meteen, het gaat te snel. Maar met wat heen en weer gedoe lukt het dan toch wel.
Denk voor alle reacties, leuk om jullie zo toch nog in de buurt te hebben.

Aracena - 20 april 2005

Zondagmorgen om negen uur uit mijn hotel vertrokken (Valverde de Camino) en het spoorwegbaantje weer opgezocht. Bleek onverhard te zijn, liep prima. Prachtig helder weer, verre uitzichten over heuvels. Weg langzaam stijgend, uitgesneden door de toppen (rode rotsen), op een dijkje door de dalen. Vier reeen kruisen mijn pad.
Ik rust bij een oud stationnetje waar nu zwaluwen huizen. Dan let ik even niet goed op en neem het verkeerde pad, kost me een uur extra, en eerst heen en dan terug moet ik door een kudde schapen (met lieve honden).
Een tijd later kom ik voor een gesloten hek en moet uitwijken naar de autoweg.
Oef, internettijd is op en ze gaan sluiten, dus vanmiddag verder.
Dat uitwijken was nodig omdat er een onbegaanbare tunnel aankwam. Ik kon het toch niet laten, ging het veld in en kwam boven op de tunnel uit. Inderdaad, leek me onbegaanbaar. Helaas stond het vandaaruit vol met hekken en moest ik weer terug naar de autoweg. Duurde een tijd, toen weer spoorbaantje.
Het was warm en het werd al wat laat , het was even doorstappen.
De afslag naar het dorp waar ik moest zijn (El Campillo) was een stijle klim, dus redelijk afgepeigerd kwam ik bij de dorpskroeg aan waar kamers te huur waren. De kroegbaas had een enorme omvang en met peuk in de mond bestierde hij vanachter zijn bar de ruimte. Kamer en bed waren gelukkig goed.
´s Avonds in afwachting van het eten in het volle cafe naar Barcelona-Real Madrid gekeken.

Dag daarop maandag begon op het laatste traject van het spoorbaantje. Bewolkt weer, miezerig, wat net niet doorzette. Baantje eindigde bij Rio Tinto, dorp met de oudste voetbalclub van vasteland van Europa. Voetbal is er naar toegebracht door de britse mijningenieurs toen een engelse firma daar de mijnen exploiteerde.
Ik moet over de autoweg verder, baalde in eerste instantie, tot bleek dat de weg letterlijk door de rand van de mijn liep: een gigantische afgraving, in cirkels naar beneden, water onderaan. Lagen rots met allerlei kleuren, rood, groen, geel.

Openluchtmijn Rio Tinto Company
openluchtmijn in Rio Tinto (Huelva)

Boven aan de rand aan de overkant stonden enorme machines waar de weg vervolgens ook nog tussendoor ging. Een fantastische ervaring.
Verderop dezelfde weg dwars door een stuwmeer. Ik moest in de wegberm lopen, vlak bij het klotsende water waar nog dode bomen uitstaken.

Eindpunt Campofrio was een stil dorpje. Ik heb er tijd in mijn eentje op het kerkplein gezeten, in de middagzon, onder een paar palmbomen die nogal lawaai maken als het waait.
Enige overnachtingsmogelijkheid was een Casa Rural, erg duur voor een simpele pelgrim, maar toen had ik ook een compleet ingericht andalusisch appartement tot mijn beschikking en kon zelf koken.

Dag daarop dinsdag begon fantastisch met een afdaling over een oud pad, gladde keien, schaduw van eiken, gestapelde muurtjes, kerkklokken in de verte.
Daarna een stuk autoweg, om over de Rio Odiel heen te komen en vervolgens nog een lang, heel lang stuk in de berm van de autoweg, totaal 7 km. Werd allemaal werd goedgemaakt door de volgende kilometers, een paar uur alleen door glooiende bossen, aanplantingen, uitgestrekte weiden. Het was bij elkaar wel erg lang, de bewegwijzering (gele pijlen) begon te haperen, ik moest af en toe naar de route zoeken.
Op half zeven zat ik op een bergtop, maakte soep en sprak mijn noodvoorraad aan. Dat hielp en tegen achten sjokte ik Aracena binnen op zoek naar het goedkoopste pension. Bleek Casa Manuelo waar ik voor 2 nachten boekte.

Vandaag, woensdag, dus een rustdag. Aracena is een mooi stadje, blinkt in de zon door de witte muren, kerk die kathedraal had moeten worden, maar nooit afgemaakt is en boven op de rots, het hoogste punt van de wijde omgeving een Castillo, de muren van een arabisch-spaans fort, in 1812 door de fransen verwoest. Een dag toerist dus.

Kasteel Aracena
kasteel Aracena

Een uur internetten gaat snel, ik moet alweer stoppen. Het gaat dus wel goed met me, geen lichamelijke klachten en psychisch is het ook nog wel in orde. Veel groeten aan iedereen.

terug naar boven

Via de la Plata

Merida - 27 april

Al weer een week verder en ik ben intussen overgestapt van de Camino Sur op de "echte" Via de la Plata.
De eerste 200 kms. dus achter de rug. Het laatste stuk van de Camino Sur was weer erg mooi, eerst door het nationaal park van de Sierra de Aracena en het laatste stuk van dorp naar dorp via oude landweggetjes: gestapelde muurtjes links en rechts en daarachter hellingen met heel oude olijfbomen, vaak loslopende zwarte, onbehaarde varkentjes, of uitgestrekte dehesa´s, weidevelden met her en der koeien.
Ik heb er drie dagen over gedaan in plaats van vier. In Cavaneral bleek geen overnachtingsmogelijkheid te zijn. Model andalusisch dorpje, witte huizen tegen de berg geplakt, platte kerktoren met big-ben imitatie, waar de ooievaarsnesten van af rollen, nog verrassend veel renault-4tjes op de weg. Maar geen bed voor de pelgrim en niemand die me kon vertellen of er in het volgende plaatsje (8 km. verder) wel wat was.
Ik ging toch maar op weg, 6 uur ´s avonds, en werd na 5 km door een aardige automobilist naar dat volgende plaatsje gebracht waar gelukkig een hostal was: "El Olandes". De eigenaar was een nederlander, maar deed er verder niets meer aan, dus het was verder gewoon een spaanse zaak waar ik ´s avonds zalm at.
Op zaterdagochtend riep een man me binnen in zijn weekendhuis waar hij met zijn gezin was en kreeg ik ontbijt aangeboden. Een echte pelgrimservaring! hoorde ik tot nu toe alleen van anderen! ik nu dus ook!
Op dezelfde dag moest ik driekwartier wachten op een schaapskudde die in een soort flessenhals tussen muurtjes op elkaar stonden.
De beesten waren bang voor mij en durfden er niet uit, en ik durfde er niet in, want er waren drie zeer professionele herdershonden. Ik at maar een sinasappel in de schaduw van een muurtje en moest wachten tot de boer het hek opendeed.

Vlak voor Zafra waar de Camino Sur eindigde, veranderde het landschap.
Op het hoogste punt van die dag kon ik achter me de de bossen en dichtbegroeide bergen van de Sierra de Aracena zien waar ik uit kwam en voor me de kale, schaduwloze, uitgestrekte landbouwvelden waar ik doorheen moest.
En inderdaad tot gisteren toe (vandaag in Merida neem ik een rustdag) was het bijna een hollands polderlandschap: lange, rechte wegen door een vlak landschap met zover je kijken kunt jonge aanplant wijnstokken, bonzai-formaat, onder een blauwe, wolkenloze lucht. En behalve wat landarbeiders die met enorme stofwolken voorbijrijden, geen mens te zien. Het heeft het effect van een autobaan: ongemerkt ga je steeds harder lopen en dat is extra uitputtend. Rustmomenten moest ik zorgvuldig plannen: staat daar in de verte misschien een olijfboom met schaduw?
Vlak voor Merida kwam ik mijn eerste medepelgrim tegen, een spanjaard, Antonio, die zich na zijn pensionering alleen maar bezig houdt met marathons lopen en bergbeklimmen.
Ik had het adres van een albergue, ook mijn eerste van deze tocht: Molino de Pancaliente, ofwel de molen van het warme brood, een oude watermolen aan de rivier. Klinkt romantischer dan het is: gewoon een vierkant huis met 6 stapelbedden, alleen voor pelgrims, 4 euro per nacht. Weer wat normaler sociaal verkeer, wat wel prettig was na de afgelopen tijd van behelpen-in-het-spaans.
Morgen weer verder, het landschap schijnt te verbeteren. Het weer is prachtig. Na drieen is het eigenlijk te heet om te wandelen. Ik zoek dan een schaduwplek en met de rug tegen de rugzak en de hoed schuin op het hoofd dommel ik een tijdje weg.
Groeten aan iedereen!

Aracena
nationaal park Aracena

Salamanca - 12 mei

Ik zit vlak bij de kathedraal van Salamanca, in de C/Jesus, in een internetcafe en het is zo lang geleden dat ik aan dit weblog gewerkt hebt (geen internetcafe´s meer gevonden) dat ik het wachtwoord niet meer wist. Toch nog goed gekomen.
De eerste 500 km zit er op, ongeveer de helft. Ik loop aardig wat achter wat mijn weblog betreft, dus ik begin maar en kijk hoever ik kom.
Het wordt ook een soort terugblik, ik ga morgen terug naar Utrecht en kom de 24ste hier weer terug voor het vervolg van de tocht.
Gisteren aangekomen, de hele dag regen gehad, de eerste regen van al de 28 dagen dat ik nu wandel.
De wandeldagen zijn intussen echte pelgrimsdagen geworden. Slapen in een stapelbed in een refugio of albergue.
Om zes uur, half zeven het eerste gestommel in het donker, dat zijn de fanatiekelingen. Ik word er wakker van, meestal ben ik dan zelf wel voor zevenen uit bed en rond half acht op pad, met zonsopgang, prachtig om zo een stil dorp uit te lopen.
Als er een bar open is, neem ik eerst een kop koffie.
Ik loop alleen, zo´n twee tot drie uur tot de eerste pauze, daarna pauzeer ik wat vaker. Het is prettig om voor drieen op het volgende adres te zijn, na half vier is het te warm. Grootste dagafstand was tot nu toe 38,5 km, het gaf me wel een kick dat te doen (er was een grote afstand tussen de slaapplekken), maar moest daarna wel een dag rust inlassen. Meestal zit het ergens tussen de 20 en de 30 km en het gaat tot nu heel goed. Geen blaren, geen problemen met enkels, hielen, knieen, schouders of rug.

Plaza Mayor Caceres
Plaza Mayor Caceres

Het is elke keer weer even afwachten hoe het met de overnachting gaat. Ik heb een keer op mijn slaapmatje op een marmeren overloop van het gemeentehuis in Valdesalor geslapen (de vloer van de kleine raadszaal was al vol met de 6 pelgrims die me voor waren) en eergisteren in San Pedro de Rozados sliep ik op de vloer van een oude school, op een schuimrubberen matras die al heel wat mensen ontvangen had. Dat is dan een refugio, een gratis onderdak, vaak aangeboden door de gemeente of de parochie.
Een bijzondere gebeurtenis was een refugio in een klooster in Alcuestar, van de Broeders Esclavos de Maria y los Pobres (Slaven van Maria en de Armen), jonge en energieke mannen, zwarte toog met blauwe sjerp, die een tehuis voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten beheren en in hun klooster een hele gang lege cellen aan pelgrims aanbieden.
En daar lag ik dan weer tussen de vier witte muren, Maria links, een kruisbeeld rechts, stemmen en voetstappen op de gang, een borrelende waterleiding, en door het open raam de kloosterklok.
´s Avonds om half tien avondeten in de eetzaal. Broeder portier gaat ons voor, het is een eind weg door schaars verlichte gangen, in het sousterrain.
We zitten samen aan een tafel onder een copie van Het Laatste Avondmaal van Da Vinci. Een broeder duwt twee karren met eten naar binnen, in grote blinkende pannen. Er is water en pitarra, de regionale wijn.
Als ik op bed lig, hoor ik door het open raam de broeders nog de completen zingen.

Een andere categorie overnachting is de Albergue. Dat is een gebouw wat speciaal voor pelgrims bedoeld is. Er zit meestal een plaatselijke organisatie achter die het beheert, bv. de parochie of de plaatselijke Amigos del Camino de Santiago de Compostella. Ze doen het uit ideeele en religieuze motieven. Het draait op vrijwilligers, die hospitalero/hospitalera (gastheer/vrouw) zijn.

Palacio de Sanabria
albergue in Palacio de Sanabria

Een bekende Albergue is die van Fuenterroble de Salvatierra, opgezet door de pastor, Don Blas. Het is een gebouw met sfeer. In de huiskamer staat een grote vierkante tafel waar altijd wel mensen zitten. De stapelbedden staan direct onder de hanebalken. Er is een "conferentiezaal", daar staan inderdaad tafels en kasten, en verder een prachtige verzameling oude zadels, riemen en vlaggen waarvan je de geschiedenis alleen maar kunt raden. Buiten staan oude boerenkarren onder een afdak. Verder een hoop bouwafval, beschimmelde matrassen, eikenhouten balken waar iemand al in gehakt en gesneden heeft, en andere zaken die nog wel een keer van pas kunnen komen. Een schuurtje is met veel zorg ingericht als kapel en meditatieruimte.
Als ik op het achtererf rondloop, staat in de half afgebouwde bijkeuken op de grond een enorme pan met botten en aardappelen op een gascomfoor te borrelen: na twee uur doorkoken, zeven en toevoegen van noedels is dat pelgrimssoep die alleen bij een klein groepje spanjaarden aftrek vindt.

Albergue Fuenterroble de Salvatierra
albergue Fuenterroble de Salvatierra

Don Blas heeft er ook voor gezorgd dat er 16 km verderop een groot kruisbeeld geplaatst is (het verhaal gaat dat er twee karren en vijftig man voor nodig waren), op de Pico de la Duena, met bijna 1200 meter het hoogste punt van het traject Sevilla-Astorga. De route gaat erlangs. Het is een stevige klim. Het kruis valt wat weg tussen een dertigtal windmolens die ook op de bergkam staan. Toen ik er was, waaide het flink, de wieken zoefden en het uitzicht was prachtig.

De derde categorie overnachting is in allerlei gradaties commercieel van opzet.
In dorpjes is er vaak een Bar die de Albergue er bij doet, vaak met mogelijkheid om goedkoop in de Bar te eten. Er komen ook steeds meer Albergues Touristicas, met een uitbater die een speciaal pelgrimstarief hanteert (toch wel vaak 15 euro), maar daarnaast ook toeristen onderdak biedt.

Carcaboso
bar-albergue "Ruta de la Plata" in Carcaboso;
achter rechts señora Elena

En dan is er nog het gewone circuit van pensions, hostales en hotels, maar dat probeer ik zo veel mogelijk te mijden.
Toch nog een ordelijk verhaal, hoop ik, over de overnachtingen. Ik had het willen gebruiken om ook nog over de mensen te vertellen die ik nu tegenkom. En over de veranderingen in het landschap. En dat de Via de la Plata toch anders is dan de noordelijke route, de Camino Frances, vooral omdat hier niet de Jacobusdevotie centraal staat, maar de historie van de oude Noord-Zuidverbinding waarvan de romeinen de grondslag gelegd hebben (letterlijk: door de weg te bestraten). Maar ik moet nu toch maar stoppen, het wordt bedtijd voor me.

Morgen de terugreis naar Utrecht, de rest van de verhalen komt wel.
Het heeft vandaag veel geregend hier, in Salamanca, korte, stevige buien, niet zo´n prettig weer, helaas.
In de open ruimtes rondom de kathedraal (eigenlijk 2: de oude en de nieuwe die tegen elkaar aangebouwd zijn) wordt een expositie opgebouwd. Uit vrachtwagens worden metershoge, in plastic verpakte objecten geladen en op sokkels vastgezet. Maar morgen eerst naar Utrecht en volgende week kijken wat er onder zit.

Dank voor alle e-mails, ik vind het leuk om ze te lezen, beantwoorden is moeilijker, misschien dat we elkaar komende week spreken of zien.

terug naar boven

Salamanca - 22 mei

In een dag teruggeflitst: vanochtend nog in Utrecht, Madrid, metro (de metro geeft het geluid van een stoomfluit als de deuren dichtgaan), twee-en-een half uur in de bus en daar was ik in Salamanca en net toen de albergue om vijf uur openging, kwam ik aangelopen, ik kon zo doorlopen en mijn rugzak weer op een stapelbed leggen. Morgen een klein begin. De camino-geruchten zijn dat het over 2 dagen meer dan 30 graden gaat worden. We zullen zien.

Salamanca
kunst in Salamanca

Zamora - 26 mei

Een moderne pelgrim heeft een led-lampje op zijn hoofd.
Ik word wakker door het gewone geschuifel en geritsel van mensen die hun rugzak pakken. Blauw licht zwaait door de bedompte ruimte.
Om half zes zijn het twee fransen die vertrekken, om zes uur twee duitsers. Ik sta om half zeven op. Beneden veel slaperige mensen in onderbroek die het kalm aandoen. Ze blijven nog een dagje in Salamanca, maar moeten een andere slaapplek zoeken omdat je in de albergue maar 1 nacht mag blijven.
Om half acht sta ik buiten, op het plein pal achter de kathedraal.
Zacht strijklicht maakt alle details zichtbaar. Ooievaars klepperen, ik moet steeds wennen dat het geluid van boven komt, verder is het stil. Ik loop om de kathedraal heen, de beelden die vorige week nog onder doek stonden zijn, zijn nu te zien. Veel brons en expressionistisch, maar ook staalconstructies en polyester.
Het zonlicht dat langzaam de stenen van de kathedraal opwarmt en kleurt, de stilte, de beelden, ik kom er niet van weg.
Als het drukker wordt, ga ik toch maar, tegen de stroom in de stad uit.
Ik loop langzaam, wil me realiseren waar ik ben en wat ik doe (na een week pauze). De stad uit betekent: steeds meer auto´s, industrieterreinen, megawinkels, het viaduct onder de autobaan naar Portugal. Dan een rustige landweg.
Twee dorpjes. In het laatste hoor ik een paar vrouwen praten in een vervallen hal waarvan de ruiten ingegooid zijn.
Even later leggen ze hun wasgoed op een klein stukje groen te bleken.

Salamanca
beeld (2003) van Markus Lupertz

De albergue staat in Calzáda de Valdunciel. Er zijn twee duitsers, nederlanders, een spanjaard. Slapen, wasje doen, boodschappen.
Om half negen eten met de nederlanders in het restaurant, stierenvechten op tv. Het gewone pelgrimsleven is er weer.

img_calzada.jpg
albergue in Calzada

De dag daarop, dindag, wordt een vervelende dag, wat lopen betreft. Bijna de hele route loop ik in de berm of op de vluchtstrook van de N630. Het is heet, het landschap saai, het verkeer dendert langs. Af en toe passeren fietsers en wordt er gezwaaid en "¡Buen camino!" uitgewisseld. In het routeboekje staan andere weggetjes aangeven, maar ik vind ze niet (niemand heeft ze gezien, blijkt later).

Moe en onvoldaan kom ik in El Cubo de la Tierra del Vino aan, waar je de albergue ingaat via het voorportaal van de kerk. Het is een oud leslokaal (catechismus?), het schoolbord hangt er nog.
´s Middags is er opeens een geweldig lawaai in het dorp. Er komt een lange rij toeterende auto´s langs, afgeladen met mensen die met rode zakdoeken en met takken zwaaien. Morgen is er een stierengevecht in het volgende dorp, vandaag wordt de stier er naar toe gebracht. En inderdaad, daar scheurt de veewagen voorbij, een lange rij auto´s er achter aan, dan een doffe klap, dat is de kop-staartbotsing waar de politie de rest van de middag nog mee bezig is.

In de albergue ontwikkelt zich intussen een soap rondom het laatste vrije bed. Een engelse (fietser!) ligt erop, een spanjaard (wandelaar!) wil het, maar krijgt het niet van haar, de duitser (wandelaar!) kan het krijgen, maar wil het niet. Uiteindelijk slaapt de spanjaard op de pastorie, de engelse en de duitser slapen elk in hun eigen tentje op het grasveld achter de kerk en het bed blijft gewoon nog een paar uurtjes leeg tot er nog een fietser komt.

Ik vreesde gisteren, woensdag, een herhaling van de saaie route van dinsdag, maar het viel mee.
Ik heb een lang stuk van 33 km gelopen, veel landbouwgebieden, maar grote stukken nog van voor de ruilverkaveling, leek het.

Landschap vóór Zamora
landschap vóór Zamora

Onderweg in de hitte van de middag ruim drie uur onder een paar bomen gelegen, matje uitgespreid en geslapen. Rond zevenen kom ik in Zamora aan. Eerst een stuk langs de rivier waar de brandweer een brandje in het droge riet op de oever aan het blussen is. Dan de brug over en omhoog de oude stad in.

Ik blijf een dag in Zamora, vandaag dus, donderdag . Ik vind het een mooie stad, kleinschaliger dan Salamanca, heel veel romaanse kerken. Vanmiddag een aantal bezocht. En het museum van de Semana Santa, een fantastische ervaring. Er staan tientallen beeldengroepen, meer dan levensgroot, die samen in een driedimensioneel stripverhaal met veel kleur, drama en bloed het passieverhaal uitbeelden.
In de goede week (Semana Santa) worden deze beelden door de straten van Zamora gedragen, door broederschappen, die zich verkleden in de oude klederdrachten, pijen en puntmutsen die wij in nederland met de Ku Klux Clan in verband brengen.

Museo Semana Santa de Zamora
Museo Semana Santa de Zamora

Verder heb ik een nieuwe credencial aangeschaft, het pelgrimspaspoort wat je in elke plaats laat afstempelen. Het was te koop in een slotklooster. Eerst een hal, in de muur zat een luik wat openstond, daarachter een soort draaiende kast en daar weer achter zat een non. We moesten door dat luik en die kast met elkaar praten, konden elkaar niet zien. Toen ze begreep wat ik wilde, mocht in de bezoekkamer, waar we beiden nog wel door tralies van elkaar gescheiden bleven.
Ik slaap in de jeugdherberg, heel riant voor een schappelijke prijs.

In een krant zag ik een verslag en foto´s van het fiësta, met de stier die in de veewagen door El Cubo de la Tierra del Vino gereden werd. Het fiësta: met een touw aan de horens wordt de stier door de straten geleid, hollende jongens en mannen er om heen. Er is geen matador, de stier mag blijven leven.
Maar hij bezweek door de stress.

Morgen weer lopen, richting Granja de Moreruela.
Daar de splitst de weg zich.
De oorspronkelijke romeinse Via de la Plata gaat door naar het noorden, richting Astorga. Ik sla er linksaf, ga in westelijke richting lopen: de Camino Mozárabe die via Ourense naar Santiago loopt.
Dit is de route die de bedevaartgangers gebruikten in de tijd dat de arabieren de baas waren in Spanje.

Granja de Moreruela
splitsing in Granja de Moreruela:
links naar Ourense, rechts naar Astorga

terug naar boven

Ourense - 9 juni

Veel kilometers verder.
Ik ben nu in Ourense, een stad in Gallicie, de laatste van de vier regio´s waar de Via de la Plata doorheen gaat.
Nog ruim honderd kilometer. Komende dinsdag 14 juni hoop ik in Santiago aan te komen (daarna nog ruim 90 km tot de kust).

Het is meer dan tropisch warm op het ogenblik. De kwikthermometer bij de drogist wees om zes uur ´s avonds nog 31 graden in de schaduw aan, de digitale concurrent kwam tot 43 graden.
Ik sta voor zessen op en ben voor zevenen op pad. ´s Middags is wandelen nauwelijks meer mogelijk.
Het is passen en meten met de etappes: 35 km is wel erg lang voor een ochtend, maar om in te korten moeten er albergues zijn en die zijn nogal onregelmatig verspreid. Ze zijn hier in Gallicië - gestimuleerd door de overheid en met europees geld - allemaal erg goed, nieuw en ruim.
Vandaag overnacht ik in een (modern) verbouwde vleugel van een oud klooster, gisteren was het wat controversieler: een kop-romp ontwerp, waarbij de buitenkant met roestend metaal bekleed was en de ramen op kniehoogte zaten. Maar overal is het ruim en zijn de voorzieningen goed.

Gallicie
ergens in Gallicië

Het landschap is erg veranderd: het is veel afwisselelender, hoger, ruiger en eenzamer geworden. Tweemaal over een bergpas getrokken, de hoogste was 1369 m volgens de gps van een medepelgrim. Er waren etappes die boven over de toppen gingen met prachtige uitzichten naar alle kanten. Anderen gaan lager, bospaadjes, rotspaadjes, zand en modder.
De dorpjes maken vaak een buitengewoon verlaten indruk: veel vervallen, ingestorte huizen met een SE VENDE en het nummer van een mobiel op het verweerde hout.
Soms pogingen om iets te vernieuwen of te herstellen: cement over de blokken graniet, beton in plaats van eikenhouten balken, aluminium garagedeuren, tegels, een rijtje bloeiende potplanten op de galerij. Daar wonen dan nog de oude mensen, die ook nog op de kleine veldjes te vinden zijn waar ze de grond bewerken, terwijl de fiets in de berm ligt.
Zo zijn er heel veel indrukken en het is lastig om er een verhaal van te maken, merk ik. Ik zit wel steeds meer "in het landschap" en "in de tocht", meen ik. Wat dat ook is. Het is plezierig om ´s ochtends te gaan lopen en te leven bij wat zich al wandelend aandient.

Se Vende
se vende

Mijn topdrie voor lange, saaie stukken weg (ex aequo) :
De Internationale;
Hoog Het Vaandel, Jongensschare;
Aan U, O Koning Der Eeuwen.

Gisteren wilde een vrouw me helpen en wees me de weg. Het was de eerste keer dat ik Santiago op een richtingbord zag staan.
Maar het was de snelweg en die wou ik niet.

terug naar boven

Santiago de Compostella - 15 juni

Bericht uit Santiago waar het nu miezert en druilt. Maar ik ben er! gisteren om 13 uur aangekomen, op het plein voor de kathedraal, waar Geert en Bernadette me in de stralende zon opwachtten. Wat fantastisch om zo naar ze toe te lopen en samen de aankomst te vieren. En de verjaardag van Geert.
We zijn de kathedraal ingegaan voor de omhelzing van Jacob en ik heb mijn compostella opgehaald: de verklaring dat Josephus Peters zijn pelgrimstocht voltooid heeft.

aankomst Santiago
aankomst in Santiago de Compostela, 14 juni 2005

Vanmiddag tijdens de pelgrimsmis van 12 uur moet het voorgelezen zijn: gisteren aangekomen 1 pelgrim uit Holanda vertrokken vanuit Huelva. Helaas was de lijst die aan het begin van de mis voorgelezen wordt zo lang en was het spaans zo snel, dat ik het er niet uitgehaald heb. De kathedraal was stampvol, er werd in het spaans en in het latijn gezongen en gebeden, met aanzienlijk meer volume dan ik in Nederland hoor (als ik bij gelegenheden nog eens in een kerk kom). En de Botafumeiro werd gezwaaid. Het grote wierookvat hangt aan katrollen boven in de koepel. Acht man in bruine pijen trekken aan de touwen en het ding van 80 kilo zwaait met een enorme vaart van links naar rechts door de ruimte, van vlak over de vloer tot bijna aan het plafond, grote wolken wierook verspreidend.

De laatste dagen wandelen lijken al weer zo anders en zo ver weg.
In Ourense was het nog heet, daarom om vijf uur op en de eerste kilometers in de koelte van de ochtend wegwerken.
Aankomen in Cea en middagdutje. Boodschappen doen, eten klaarmaken. In de keuken staat een vrouw die uit Gallicië komt en me iets kan vertellen over de verkiezingen die hier binnenkort zijn. Er hangen overal affiches, bij elk van de 3 partijen staat er 1 kop op en 1 motto van maximaal 3 woorden. Het slechtste affiche (vind ik) is van de grootste partij, de traditionalistische Partido Popular, die ook nu wel weer zal gaan winnen: een oude man die tegen een achtergrond van blauwe badkamertegels zijn kin vasthoudt en argwanend de camera inkijkt, met als slogan: Stem Voor Meer.
De etappe na Cea was zwaar, want bijna 40 km. Dit omdat er eerder geen albergue te vinden is.
Weer vroeg de deur uit, de eerste 20 km lopen en toen ontdekte ik bij de koffie in de eerste bar dat ik mijn fototoestel had laten liggen, twee km terug , bij het omwisselen van een shirt. Dat was 2+2 extra km en extra tijd. De laatste kilometers waren volkomen op de automatische piloot. Het ging allemaal goed en het fototoestel heb ik ook weer.

Het leek alsof iedereen de dagen daarna wat haast kreeg. De groep mensen die ik zag dunde uit. De laatste twee nachten voor Santiago waren we met z´n 2-en en 3-en. Het mooiste (voor mij) was een nacht in een sportcomplex: openluchtzwembaden, tennisbanen, restaurant, speeltuin, camping. Doodstil. Een paar jaar geleden geopend, nu alweer buiten bedrijf: politieke problemen die blijkbaar muurvast zitten. De tegels in het restaurant kwamen omhoog, de muren begonnen te bladderen, vanuit het zwembad kwaakten de kikkers. Voor de vermoeide pelgrims waren er boven echter tien 2-persoonskamers, met elk een eigen ligbad, en een prachtig uitzicht op beboste heuvels waarachter de zon langzaam onderging.
´s Nachts regen op het zolderraam en ´s ochtends een start in mist en nevel.
Fris weer, goed om te wandelen, weinig mensen, niet zoveel kilometers, langzaam tempo, constateren: de tocht loopt af.
Het warme bad van de aankomst.
Dan nog even: morgen sta ik weer vroeg op en loop in drie dagen naar Fisterre, waar de wereld ophoudt, ik de zee weer zie en me moet omdraaien en weer terug ga.

En dan nog 30 km naar Muxía.

Oversteek bij Lires
oversteek bij Lires, tussen Fisterre en Muxía


terug naar boven